Nadia Nsayi, politicologe en schrijfster van 'Dochter van de dekolonisatie', legt uit dat metis kinderen voor de Belgische koloniale overheid destijds een probleem vormden in een sterk gesegregeerde samenleving. Deze kinderen waren immers het zichtbare resultaat van intiem contact tussen het ‘superieure witte ras’ en het ‘inferieure zwarte ras’. Het (gedwongen) wegnemen van deze kinderen van hun moeders werd de oplossing voor dit probleem. Hetgeen ook het geval was bij de eerder genoemde vijf vrouwen. De advocaten van de vrouwen pleitten dat wat de vrouwen aangedaan is, onder de kwalificatie van 'misdaad tegen de menselijkheid' valt.
De rechtbank stelt dat de feiten niet ingeschreven kunnen worden “in een systematische politiek van opzettelijke vernietiging, die karakteriserend is voor een misdaad tegen de menselijkheid"
De rechtbank van eerste aanleg in Brussel, die de zaak behandelde, volgde echter het pleidooi van de verdediging van de Belgische Staat. Alhoewel de rechtbank het leed van de vrouwen erkende, oordeelde ze ook dat er geen sprake was van misdaden tegen de menselijkheid. Hierdoor gold de verjaringstermijn van de feiten wel en kon de Belgische Staat dus niet om een schadevergoeding worden gevraagd. De vijf metis vrouwen berusten echter niet in de uitspraak van de rechtbank en gaan hiertegen in beroep bij het Brusselse hof van beroep. Volgens de rechtbank van eerste aanleg moeten de feiten beoordeeld worden in de tijd(geest) waarin ze zich afspeelden. En op het moment dat ze werden gepleegd, werden deze feiten niet als misdaden beoordeeld. Juriste Nozizwe Dube stelt deze uitspraak in haar column 'De koloniale sporen in het Belgisch recht' in vraag. De rechtbank verwijst met deze uitspraak naar het legaliteitsbeginsel, waarbij er geen straf kan worden uitgesproken als er geen sprake is van een strafbaar feit.
De koloniale staat pleit zichzelf vrij
Dube stelt echter terecht vast dat de Belgische wetgever haar eigen wetten schreef voor de kolonie. Het is een vanzelfsprekendheid dat zij hun eigen handelen niet als strafbaar in de wet zullen omschrijven. Dube stelt de lezer de vraag; “Waarom zou een koloniale mogendheid wetten schrijven die haar eigen racistisch en koloniaal gedrag strafbaar stellen…?” Ook is belangrijk te beseffen dat de tijdgeest een relatief begrip is, die door verschillende groepen in de samenleving op een andere manier kan worden beschreven. Ook hier merkt Dube op dat de tijdgeest ten tijde van de koloniale periode, waar de rechtbank naar verwijst, niet een tijdgeest was van alle mensen. Het was een tijdgeest van de koloniale machten, en niet van de mensen die werden gekoloniseerd en geracialiseerd.
Daarnaast stelde de rechtbank dat de feiten niet ingeschreven kunnen worden “in een systematische politiek van opzettelijke vernietiging, die karakteriserend is voor een misdaad tegen de menselijkheid.” Het Internationaal Strafhof definieert misdaden tegen de menselijkheid als een opsomming van handelingen, die gepleegd worden “als onderdeel van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen een burgerbevolking, met kennis van de aanval.”
Eén van de handelingen wordt gespecificeerd als the crime of apartheid; “inhumane acts of a character similar to those referred to in paragraph 1, committed in the context of an institutionalized regime of systematic oppression and domination by one racial group over any other racial group or groups and committed with the intention of maintaining that regime.” Naar mijn inzien kunnen de gedwongen kindverplaatsingen in het geval van metis kinderen geheel gevat worden in bovenstaande definitie. Ik begrijp hierdoor de conclusie van de rechtbank van eerste aanleg ook niet.
Gedwongen kindverplaatsingen wereldwijd
De motieven achter gedwongen kindverplaatsingen zijn niet steeds hetzelfde. Toch stel ik vast dat de geachte superioriteit van de witte, westerse machten een belangrijke overeenkomst is
Bovendien is het niet alleen een systematiek binnen de Belgisch-koloniale context. Ook binnen andere (neo)koloniale systemen vinden deze praktijken van gedwongen kindverplaatsingen plaats. Op meerdere plekken in de wereld zien we dat kinderen (gedwongen) werden weggenomen bij hun geboorteouder(s). In Australië gebeurde dit bij de Aboriginals en de inheemse bevolking van de Torres-Strait Islands, waarnaar verwezen wordt als The Stolen Generations of The Stolen Children. In de Verenigde Staten en in Canada vonden gedwongen kindverplaatsingen plaats bij de inheemse bevolking aldaar. Frankrijk kent de gestolen kinderen van Réunion, en binnen de Franse koloniën in West-Afrika werden gemengde kinderen gedwongen weggenomen van hun geboorteouders om op te groeien in weeshuizen. In Nederlands-Indië werden de gemengde kinderen van Nederlandse (witte) vaders en Indische (gekleurde) moeders gestolen en we kennen Operation Babylift in de nadagen van de Vietnamoorlog. En zo valt dit lijstje met tal van andere voorbeelden uit te breiden. Al deze kinderen werden gedwongen weggenomen (of ontvoerd) en moesten opgroeien in weeshuizen of in witte pleeg- of adoptiegezinnen. Hierbij werden hun geboorte-identiteiten uitgewist en werden ze gedwongen zich te assimileren binnen de witte gemeenschap.
De motieven achter deze gedwongen kindverplaatsingen zijn niet steeds hetzelfde. Toch stel ik vast dat de geachte superioriteit van de witte, westerse machten een belangrijke overeenkomst is in al deze gedwongen kindverplaatsingen en/of ontvoeringen. Ouders van kleur hebben geen zeggenschap over hun eigen kind(eren). Het zijn witte, (neo)koloniale machten die bepalen wie het best voor een kind kan zorgen, welke cultuur het kind het best aangeleerd krijgt en wie dus recht op het kind heeft. Steeds is er sprake van een systematiek die gebaseerd is op verschillen in macht tussen verschillende groepen mensen en op basis van een bepaalde afkomst. Hierbij verliezen ouders van kleur hun kinderen en verliezen kinderen van kleur hun ouder(s) en hun (recht op) identiteit. Zowel kinderen als ouders moeten met deze trauma’s hun leven voortzetten.
Belangrijk om in deze context te benoemen is dat gedwongen kindverplaatsingen in uitzonderlijke gevallen ook bij witte kinderen plaatsvonden. De British Home Children zijn hier een voorbeeld van. Hierbij werden straatkinderen en kinderen (van alleenstaande moeders) uit de laagste sociale klassen weggenomen bij hun ouders, om te worden verplaatst naar de overzeese Britse koloniën waar ze moesten helpen aan de opbouw van de samenleving. Alhoewel ‘ras’ hierbij geen rol speelt, en het doel van de verplaatsing niet hetzelfde is, is er wel sprake van machtsmisbruik tussen verschillende sociale klassen.
Het recht op behoud van identiteit
In 1989 werd het recht op identiteit ingeschreven in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Artikel 8 van het kinderrechtenverdrag geeft weer dat Staten die dit verdrag onderschrijven “…zich ertoe verbinden tot eerbiediging van het recht van het kind zijn of haar identiteit te behouden, met inbegrip van nationaliteit, naam en familiebetrekkingen zoals wettelijk erkend, zonder onrechtmatige inmenging.” Wordt (een deel) van de identiteit van het kind op een onrechtmatige manier ontnomen, dan dienen de staten passende ondersteuning en bescherming te bieden, zodat deze identiteit zo snel mogelijk hersteld kan worden. Het IVRK is in België sinds 1992 rechtsgeldig, voor Nederland is dit sinds 1995.
De kosten om op zoek te gaan naar je roots zijn (nog steeds) voor de zoeker zelf. Ook in de daadwerkelijke zoektocht moet de zoeker de leiding nemen
Toch lijken niet alle kinderen (waarvan inmiddels een groot deel volwassen geworden) te kunnen rekenen op dit recht. Het is pas dit jaar, 60 à 70 jaar na dato, dat de Belgische regering een oplossing formuleerde voor de metis kinderen, die nu nog steeds niet beschikken over hun geboorteakte. In 'Metissen van België' zien we dat mensen pas ver in hun volwassenheid toegang kregen tot hun volledige dossier. Hierdoor konden ze dan pas achterhalen wie hun geboorteouders zijn, en dan pas op zoek gaan naar hun roots. We zien in de serie hoe belangrijk het is om kennis te hebben van je roots om een stevige bestaansbasis te creëren. Een bestaansbasis die wegvalt bij mensen die geen toegang hebben tot de informatie over hun geboorteouders en -omstandigheden.
In de docuserie We are family van Lidewij Nuitten wordt het belang van die bestaansbasis verder duidelijk gemaakt. We zien hoe Lidewij haar familiegeschiedenis probeert uit te pluizen en in het reine probeert te komen met haar gezinsgeschiedenis. Een geschiedenis die uitgebreid gedocumenteerd is. Het tegenovergestelde is het geval bij Noëmie en Anéline Plateau, twee zussen die werden geadopteerd uit China en opgroeiden in België. Zij proberen in dezelfde serie ook hun roots op te zoeken. Zij moeten echter hopen op de positieve resultaten na het afnemen van DNA-tests, het opnemen van social media-filmpjes en het verspreiden van posters met hun gegevens in China. Daarnaast moeten de meisjes hopen en steunen op de goede wil van andere burgers.
En niets van dit alles garandeert hen antwoorden op de belangrijke levensvraag: “Waar kom ik vandaan?.” Ik vraag me af waar hier de uitgebreide (financiële) ondersteuning door de Vlaamse overheid blijft. Want in Vlaanderen is er nu wel een Afstammingscentrum dat opende in 2021, maar de ondersteuning door deze organisatie bestaat voornamelijk uit doorverwijzing en psychosociale hulp. De kosten om op zoek te gaan naar je roots zijn (nog steeds) voor de zoeker zelf. Ook in de daadwerkelijke zoektocht moet de zoeker de leiding nemen. Voor mij komt dit niet overeen met het statement ”staten ondersteunen en beschermen het herstel van identiteit” dat we aldus terugvinden in het kinderrechtenverdrag.
Interlandelijke adoptie als gedwongen kindverplaatsing
De praktijken van (gedwongen) kindverplaatsingen over landsgrenzen heen, begonnen binnen het koloniale systeem. Maar ze worden op een moderne manier voortgezet met interlandelijke adopties. Even leek het erop dat er een kentering ontstond in de visie op interlandelijke adoptie na de twee kritische onderzoeksrapporten in zowel Nederland, als Vlaanderen aangaande interlandelijke adopties. Maar inmiddels zijn zowel in Vlaanderen als in Nederland de interlandelijke adopties weer voortgezet. Met het idee dat interlandelijke adoptie voor sommige kinderen nog steeds de enige oplossing is op een betere toekomst.
Ik kan niet anders dan interlandelijke adoptie in eenzelfde systeem zien als gedwongen kindverplaatsingen in (neo)koloniale tijdperken. Het onderliggend systeem is namelijk precies hetzelfde
Ik kan niet anders dan interlandelijke adoptie in eenzelfde systeem zien als gedwongen kindverplaatsingen in (neo)koloniale tijdperken. Het onderliggend systeem is namelijk precies hetzelfde, een systeem dat gebaseerd is op een ongelijkheid in macht tussen verschillende landen. Het zijn ouder(paren) in West-Europa en Noord-Amerika die kinderen uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika adopteren. De adopties vinden niet in de andere richting plaats (met uitzondering van de Verenigde Staten, dat zowel een zendend, als een ontvangend land is).
Dit terwijl er genoeg kinderen in West-Europa zijn, ook in Nederland en Vlaanderen, die moeten opgroeien in jeugdvoorzieningen en geen gezinscontext gedurende hun leven zullen kennen. Zouden deze kinderen dan ook niet beter af zijn in een welgesteld gezin in het Globaal Zuiden? Voor de kinderen in het Globaal Zuiden zeggen we dat zij beter opgroeien in een gezin in het Westen, dan binnen institutionele kaders in hun land van herkomst.
Maar voor de kinderen hier, gelden blijkbaar andere regels.
Over de auteur:
Shashitu is geboren in Ethiopië en na adoptie opgegroeid in Nederland. Van jongs af aan had ze de drang om op te komen en er te zijn voor zij die het moeilijker hebben dan zij. Ze probeert dat in haar privéleven, op werkgebied en inmiddels ook door te schrijven. Ze hoopt zo een bijdrage te leveren aan een wereld die een klein beetje mooier en rechtvaardiger is.