Wat we als samenleving nodig hebben, zijn geen gespreksavonden die verdeeldheid binnen de vrouwenbeweging en het feminisme in de verf zetten. Diversiteit aan standpunten moet juist uitnodigen tot dialoog met de betrokkenen.
Op 3 februari vond in het Huis van de Mens in Brussel een gespreksavond plaats over het thema ‘Feminisme en religie’, onder andere georganiseerd door het Masereelfonds. De spreeksters waren Magda Michielsens, doctor in de moraalfilosofie en gewezen hoofd van de opgedoekte opleiding Vrouwenstudies, en Kitty Roggeman, ex-voorzitster en nog altijd lid van Vrouwen Overleg Komitee (VOK) en lid van Baas Over Eigen Hoofd (BOEH!). Het gesprek werd gemodereerd door Anna Luyten, filosofe, theaterwetenschapster en freelance journaliste.
De gespreksavond was eigenlijk een voortzetting van een debat dat al langer aan de gang is. Michielsens maakte in haar inleiding al snel duidelijk dat ‘feminisme en religie’ wel een breed thema is, maar dat de aanleiding voor het gesprek vooral ‘het islamdebat’ was. Haar standpunten daarover zette ze eerder al uiteen in een artikel voor Antenne (pdf) en een lezing in de reeks ‘Onze Waarden. Welke toekomst voor het humanisme?’ (pdf). Ze staat daarmee bijna lijnrecht tegenover het standpunt van Roggeman, en bij uitbreiding van het VOK, dat onder andere uiteengezet werd in een artikel voor het Vlaams Marxistisch Tijdschrift (pdf).
De gespreksavond
Het standpunt van Magda Michielsens
1. Feminisme en religie
Voor Michielsens is vrijheid de belangrijkste waarde: vrijheid van denken, emancipatie. Solidariteit is wel belangrijk in het feminisme, maar haar is het toch vooral te doen om individualiteit. Ze verzet zich dus tegen het idee van een Schepper, en tegen paternalistische tradities. Haar standpunt is er altijd een geweest van vrijzinnig feminisme.
Voor haar kritiek op religies baseert ze zich op de teksten, niet op de traditie of op religieuze praktijken. In een korte beschrijving van de Bijbel haast ze zich wel om te vermelden dat het Oude Testament wel vrouwonvriendelijk is maar dat het vooral een descriptief boek is, geen normerend. Het Nieuwe Testament is volgens haar wel vrouwvriendelijk, tot Paulus het heeft over de kerkelijke ordening.
De islam kreeg tijdens de lezing heel wat meer aandacht. Aan moslims stelt ze graag vijf vragen, die volgens haar de kern van de islam samenvatten:
1. Denk jij dat de Koran de letterlijke woorden van Allah zijn?
2. Denk jij dat Allah die zo gedicteerd heeft aan Mohammed?
3. Denk jij nu echt dat mensen het voorbeeld van Mohammed moeten volgen?
4. Geloof jij echt dat homo’s en vrouwen minderwaardig zijn?
5. Geloof jij echt dat Mohammed in één nacht op een magisch paardachtig wezen van Medina naar Jeruzalem en de hemel bracht?
(mijn cursivering - BB)
In Michielsens’ opvatting moeten moslims op die vijf vragen zonder meer ja antwoorden. Gezien vraag drie moet er dus solidariteit zijn tussen moslima’s en andere feministen om dat soort irrationaliteit te bestrijden. Anderzijds is er wel godsdienstvrijheid, maar de islam is ook een politieke ideologie, en dat kan tot problemen leiden.
2. Feminisme, het Westen en de islam
De kern van de islam, zoals die uitgedrukt wordt door de vijf vragen die Michielsens stelde, moet onder de aandacht van het publiek gebracht worden. Het is wel een uitdaging om dat te doen zonder dat moslims radicaliseren. Bovendien wordt kritiek op de islam dikwijls veroordeeld als islamfobie, wat ook weer bijdraagt aan radicalisering.
3. Vlaanderen en hoofddoeken
Volgens Michielsens bestaat er maar één islam, één monolithische interpretatie. We mogen de islam in Europa dus niet los zien van die elders in de wereld. De hoofddoek wordt zo een symbool dat enerzijds uitdrukt dat de draagster bij die internationale godsdienst behoort, en dat ze anderzijds niet bij het Westen behoort.
4. Onderwijs en hoofddoeken
Dat het Gemeenschapsonderwijs actief pluralisme wil promoten, is problematisch. Blijkbaar kunnen ze zelf niet omgaan met dat pluralisme, aangezien ze het via een verbod op levensbeschouwelijke tekenen proberen te onderdrukken.
Anderzijds is een hoofddoek volgens Michielsens een belemmering: hoe kun je tot kritisch denken komen als je via je dresscode constant de aandacht trekt op en je bewust bent van je ideologische standpunt?
Het standpunt van Kitty Roggeman
1. Feminisme en religie
Roggeman sprak in de eerste plaats over de relatie tussen feminisme en religie in het tweedegolffeminisme. Ze heeft daarbij vooral oog voor de vrouwenbeweging in haar geheel, en niet zozeer voor een individuele invulling van feminisme. In die vrouwenbeweging was er vroeger nooit echt discussie over de vraag of feminisme en religie wel samengingen. Vrouwen verenigden zich wel in een strijd tegen de dominantie van de Kerk, die normen en waarden opdrong aan de maatschappij. Dat was dus een strijd tegen instellingen, niet tegen individuele gelovigen. Er waren dan ook acties voor meer kinderopvang en tegen partnergeweld waar ook christelijke vrouwenorganisaties aan meewerkten, bijvoorbeeld. Alleen over ethische kwesties als abortus en anticonceptie was er verdeeldheid.
2. 21e eeuw: kentering door toegenomen migratie
Rogggeman constateert een toenemend wantrouwen, onder andere doordat Europa meer en meer geconfronteerd wordt met de islam. Dat wantrouwen komt voort uit angst voor het vreemde. De politiek en de media spelen daarop in en dragen eraan bij. Discussies over achterstelling en dergelijke worden zo gereduceerd tot kwesties van cultuur en godsdienst. Er is geen oog meer voor de eigen verantwoordelijkheid van de ontvangende maatschappij. De polarisering van het hoofddoekendebat leidt er zo toe dat er geen plaats meer is voor discussie over de rol die vrouwen kunnen spelen in een religie.
3. Het standpunt van het VOK
Het VOK nam – na veel discussies – een eerder pragmatisch standpunt in, conform hun pluralistische ingesteldheid. Net als bij Michielsens zijn vrijheid en zelfbeschikking hier de centrale waarden. Maar waar Michielsens het nodig acht dat religie volledig losgelaten wordt, wil het VOK geen bevrijdingsdiscours. Moslima’s moeten de vrijheid hebben om zelf hun keuzes te maken, wat die keuzes dan ook zijn. Je bewijst er ook niemand een dienst mee als je vrouwen wilt losweken uit hun religie.
Het hoofddoekenverbod wordt voorgesteld als een manier om moslima’s te emanciperen. Volgens Roggeman is het echter contraproductief, om drie redenen.
1. Als je het geloof aanvalt van iemand die niet bereid is dat los te laten, dan kan dat leiden tot radicalisering, vanuit een defensieve opstelling.
2. Je riskeert een uitsluitingsdiscours te houden. Door hoofddoeken niet toe te laten in het onderwijs of op de arbeidsmarkt sluit je moslima’s uit van emancipatie, want niets heeft zo’n bevrijdend effect als scholing en economische autonomie.
3. Ook de maatschappij is niet geholpen met zo’n verbod, want de vrije meningsuiting en de vrijheid van geloof komen in het gedrang – wat nochtans mensenrechten zijn, waar het Westen ogenschijnlijk zoveel belang aan hecht.
Kortom: het VOK wil zich solidair opstellen, zowel tegenover moslima’s die binnen hun geloof onderdrukt worden, als tegenover moslima’s die discriminatie ondervinden vanuit de autochtone bevolking. Het recht op zelfbeschikking staat centraal: het VOK is niet geïnteresseerd in hoe mensen hun geloof invullen, wel in het feit of ze daar de vrijheid toe krijgen. De nadruk op het hoofddoekendebat leidt overigens de aandacht af van reële sociaal-economische en andere problemen.
Nabesprekingen
De vragen van moderator Luyten brachten nog een paar interessante punten aan.
- Michielsens is dan wel vrijzinnig, maar ze noemt zich toch een christelijk atheïst, omdat het Westen ‘geboetseerd is door de christelijke waarden’.
- Ze voelt zich niet geroepen om solidair te zijn met moslima’s, net zomin als zij én de vrouwenbeweging zich in de jaren 70 solidair voelden met degenen die er bewust voor kozen om huisvrouw te zijn en die tijdens lezingen kwamen protesteren.
- Roggeman haalt aan dat Martha Nussbaum religieuze symbolen niet ziet als een belemmering voor burgerschap, en dat ze dus pleit voor tolerantie. Roggeman vult daarbij aan dat intolerantie geen productieve houding is. De vrouwenbeweging heeft gestreden voor vrijheid in een katholiek land. Het is dan ook paradoxaal dat we nu zouden moeten strijden tegen vrouwen die een gelijkaardige vrijheid opeisen in een land dat religieuze vrijheid probeert te beperken.
- Op de vraag of het feminisme het hoofddoekendebat zal overleven, besloot Michielsens nog met een positieve noot: de vrouwenbeweging heeft de verdeeldheid over abortus overleefd, en we spreken ook al lang over verschillende feminismen. Ook deze discussie kan dus ‘overleefd’ worden.
Het was een boeiende avond, met twee meningen die niet helemaal lijnrecht tegenover elkaar staan: het individualistisch rationalisme van Michielsens, die (dus) antireligieus is, tegenover een pluralistische benadering vanuit een bredere beweging die op zoek is naar medestanders en samenwerking. Op zich zijn dat twee aanvaardbare en verdedigbare stellingnames. Toch klopte er ergens iets niet, en dat was ook aan het publiek te merken. Enerzijds waren er mensen die enthousiast knikten toen Michielsens een aantal zaken ‘eens scherp verwoordde’ door slogans à la Wilders te gebruiken, en die bovendien nog wat olie op het vuur gooiden door zelf al even ongenuanceerd af te geven op ‘de’ islam. Anderzijds zaten er ook heel wat mensen hoofdschuddend te zuchten bij dat soort uitspraken. Het opzet van de avond was blijkbaar een georganiseerd ‘conflict’, waarbij de directe betrokkenen – moslimvrouwen – niet eens een stem kregen.
Michielsens’ pseudo-academisch anti-islamdiscours
De post-universitaire opleiding Vrouwenstudies, waar Michielsens jarenlang aan het hoofd stond, was in meerdere opzichten een ‘aanvullende studie’. Michielsens verwoordde het zelf in een van de eerste lessen van het academiejaar ongeveer als volgt: “Als je Germanist bent, word je hier een betere Germanist. Een geschiedkundige wordt een betere geschiedkundige.” De opleiding combineerde namelijk heel wat vakken uit uiteenlopende vakgebieden, maar telkens met eenzelfde insteek: doodgezwegen vrouwen en hun werk zichtbaar maken, en aandacht besteden aan uitsluitingsmechanismen. Het ging daarbij onder andere over intersubjectiviteit: hoe objectiviteit niet kan bestaan, omdat zelfs de keuze van een onderzoeksthema al bepaald wordt door een subject, en hoe gatekeepers de status quo in stand houden. Kortom: veel aandacht voor nuance, voor verschillende perspectieven, voor verschillende ‘waarheden’, en voor hoe je daar kritisch mee moet omgaan.
Het was dan ook vreemd om de drijvende kracht achter die opleiding alle zin voor nuancering overboord te zien gooien in haar ‘kritiek’ op de islam. Geen oog voor moslimfeminismen, geen ruimte voor discussie. De enige mogelijke interpretatie van de islam is blijkbaar een letterlijke lezing van de koran, de hadith en het leven van Mohammed – alsof katholieken nog allemaal de wetten uit het boek Leviticus zouden volgen!
Het is bovendien niet alleen vreemd in de ogen van iemand die Vrouwenstudies volgde dat juist Michielsens zo gemakkelijk veralgemeent en ‘de dingen scherp verwoordt ten behoeve van de discussie’. In 2012 kwam ze namelijk zelf in een mediastorm(pje) terecht met haar onderzoek naar de beeldvorming in het RTBF-programma Mise au Point. Ze stelde namelijk dat de toon en de woorden van de presentatoren aanzetten tot haat tegenover Vlaanderen, de Vlamingen en de N-VA. In haar conclusies had ze het toen over polarisering door wij-zij-denken, terwijl ze zelf de mensenrechten tegenover het geloof stelt. Dat ze zich nu, na een vrijzinnig leven en al die jaren van vrijzinnig feminisme, plots een christelijk atheïste noemt, kan dan ook strategisch zijn: een Europa dat ‘door christelijke waarden geboetseerd is’, is nog net iets moeilijker te verzoenen met een andere religie. Het valt bovendien op dat ze de westerse cultuur beschrijft als ‘geboetseerd door christelijke waarden’, terwijl moslims hun geloof volledig zouden moeten afzweren.
Verder heeft ze het in dat onderzoek over de RTBF over een vijandbeeld (waar haar slogantaal perfect in past), over de verontwaardiging van de presentatoren (die ook nu en dan uit haar lichaamstaal af te lezen was – al was dat bij Roggeman evengoed het geval), en over herhaling van stereotypes en beelden die het vijandbeeld versterken (veel van haar polariserende uitspraken komen letterlijk voor in andere teksten op haar website).
Conclusies
Een strijd tegen onderdrukking is er per definitie altijd een tegen een vijand die sterker is. Verdeel en heers is een strategie die daar verder gebruik van maakt. Elke samenwerking in die strijd is dus meegenomen. Bovendien is er al zeker sinds de tweede golf kritiek op het ivorentorenfeminisme van blanke, hoogopgeleide middenklassevrouwen die geen oog hebben voor de moeilijkheden van vrouwen met een andere huidskleur of een ander geloof, van vrouwen met een handicap, enzovoort. Vanuit een vrijzinnig of antireligieus kader kritiek leveren op beperkingen die een religie oplegt aan het openbare leven, of aan de kansen van haar gelovigen, dat moet allemaal kunnen – zolang er ruimte blijft voor dialoog. Dat laatste is niet bedoeld als pleidooi voor ‘tolerantie voor intolerantie’, of voor toegevingen op de mensenrechten. Dialoog moet mogelijk blijven omdat de houding van Roggeman en het VOK veel eerlijker is, én productiever: het komt meer mensen ten goede. Of zoals Roggeman het zelf schrijft in het eerder genoemde artikel: “Niemand is gebaat bij vrijzinnig fanatisme dat de oorlog verklaart aan gelovigen, van welke religie dan ook, maar vooral moslims stigmatiseert en zodoende mee een antimigrantendiscours en verkapt racisme voedt.” Wat we als samenleving nodig hebben, zijn dus geen gespreksavonden die verdeeldheid binnen de vrouwenbeweging en het feminisme in de verf zetten. Diversiteit aan standpunten moet juist uitnodigen tot dialoog met de betrokkenen.
>>> Dit stuk maakt deel uit van het Dossier 'Gender & Diversiteit', een initiatief van Ella vzw, VOK en Kif Kif