Groene transitie zet rechten inheemse bevolking onder druk

In haar tekst onderzoekt Anna Claes hoe duurzame energieprojecten, zoals Fosen Vind in Noorwegen, inheemse gemeenschappen schaden door hun land te onteigenen. Hoewel Europa streeft naar klimaatneutraliteit, leidt de groene transitie vaak tot conflicten met lokale soevereiniteit en sociale rechtvaardigheid. Claes benadrukt de noodzaak van een duurzamer model dat rekening houdt met de rechten van inheemse bevolkingen.

In het ongerepte Fosen, een schiereiland aan de westkust van Noorwegen, ligt Fosen Vind, het grootste onshore windproject in Europa. Verschillende energiebedrijven, waaronder Statkraft, Europa's grootste producent van hernieuwbare energie, hebben meer dan 1 miljard euro neergelegd om het project te realiseren. In totaal bestaat Fosen Vind uit zes windparken en produceert het stroom voor zo’n 170.000 Noorse huishoudens. Het park is een belangrijke stap richting een klimaatneutrale economie, klinkt het bij de betrokken bedrijven. 

Maar het project bracht niet voor iedereen goed nieuws. Om ruimte vrij te maken voor de windmolens, onteigende de Noorse overheid land dat toebehoort aan de Sámi, de inheemse bevolking van Noord-Scandinavië. De Sámi-gemeenschap protesteert al sinds 2013 tegen de constructie van het park. Het verlies aan graasland door de windmolenparken bedreigt de rendierhouderij, zo klinkt het. 

Ondanks de illegale onteigening en de daaropvolgende bezwaren, besloot de Noorse overheid de constructie van het windmolenpark toch te autoriseren. 

Het houden van rendieren is een belangrijk onderdeel van de Sámi-cultuur en staat al jaren onder druk door de klimaatverandering. Fosen Vind maakt de situatie voor de getroffen herders alleen maar moeilijker. Ondanks de illegale onteigening en de daaropvolgende bezwaren, besloot de Noorse overheid de constructie van het windmolenpark toch te autoriseren. 

Uiteindelijk gaf het Noors hooggerechtshof in november 2021 gehoor aan de Sámi door de constructie van twee parken onwettelijk te verklaren. Het vonnis is historisch: voor de eerste keer werden de culturele rechten van Sámi wettelijk erkend. Pas 500 dagen later reageerde de Noorse overheid op de uitspraak. In populaire media wordt over het voorval gerapporteerd als een conflict tussen de belangen van de inheemse bevolking en de 'groene' noden van Europa [1].

Maar hoe 'duurzaam' is 'groene' energie wanneer deze de lokale soevereiniteit in het gedrang brengt? Lokale en inheemse gemeenschappen beschermen naar schatting 80 procent van de globale biodiversiteit, terwijl ze slechts 5 procent van de globale populatie uitmaken [2]. Ze spelen met andere woorden een cruciale rol in de bescherming en het behoud van de natuur. Toch wordt hun levensstijl bedreigd door dergelijke projecten. 

Het is niet de eerste keer dat Europa land dat behoort tot lokale bevolkingsgroepen onteigent voor haar 'groene transitie'. Zo haalde Tunesië onlangs het nieuws omdat het akkoorden sloot over de export naar Europa van meer dan 6 miljoen ton groene waterstof, onder de naam H2 Notos. Een van de spelers is oliegigant TotalEnergies, die tekende voor een jaarlijkse export van 1 miljoen ton. 

Het plan werd door verschillende Tunesische beleidsmakers onthaald als wederzijds voordelig [3]. Toch zijn de gevolgen voor de lokale bevolking desastreus. Het project bedreigt hun toegang tot essentiële grondstoffen zoals water en land, en maakt gebruik van landroof en uitzetting in naam van 'groene' energie. 

Deze dynamiek is niet nieuw: het kapitalistische Westen buit al 500 jaar andere continenten uit voor hun materiële rijkdom. Sinds de kolonisatie van de 'Nieuwe Wereld' worden inheemse bevolkingen, vrouwen en kinderen onderdrukt en gebruikt als goedkope arbeidskrachten om ruwe grondstoffen te ontginnen [4]. Projecten zoals Fosen Vind en H2 Notos zetten deze patronen voort, ditmaal onder het mom van duurzaamheid en technologische vooruitgang. Ongeacht of voormalige koloniën onafhankelijk zijn geworden, blijven de economische ongelijkheden bestaan, waarbij het rijke Westen natuurlijke hulpbronnen importeert en hoogwaardige technologie exporteert. 

Tegen 2050 wil Europa klimaatneutraal zijn. De groene energietransitie speelt daarbij een sleutelrol. Maar voor groene technologie zullen er grote hoeveelheden ruwe grondstoffen nodig zijn. Zo verbruikt de EU momenteel het dubbele van de aanbevolen hoeveelheden grondstoffen per capita. Als dit verbruik blijft toenemen, zal het tegen 2060 verdubbelen [5]. 

Toch bestaat er op heden nog geen bewijs dat die 'groene groei' überhaupt mogelijk is. (Over)consumptie hangt immers sterk samen met een toename aan grondstoffenverbruik. 

Het is duidelijk dat Europa ver boven planetaire grenzen consumeert en haar exuberante consumptiegedrag zal moeten indijken. Maar dat wil ze niet. In haar 'groene' deal heeft ze het over de mogelijkheden van 'groene groei': economische groei zonder extra uitstoot. Toch bestaat er op heden nog geen bewijs dat die 'groene groei' überhaupt mogelijk is. (Over)consumptie hangt immers sterk samen met een toename aan grondstoffenverbruik. 

De realiteit is dat de EU geen afscheid wil nemen van de kapitalistische economie waarin groei zo'n belangrijke rol speelt. De Westerse levensstandaard kan immers enkel worden volgehouden door de structurele extractie van land, goedkope arbeidskrachten en grondstoffen uit het Globale Zuiden. 

In plaats van een fundamentele herziening van haar extractivistisch model, kiest de EU ervoor om haar economie te vergroenen zonder de scheve machtsdynamieken in vraag te stellen. Ze depolariseert de klimaatcrisis door niet te spreken over deze dynamieken in haar klimaatambities. In plaats daarvan vertelt ze een ander klimaatverhaal, één dat gaat over een teveel aan fossiele brandstoffen. Een probleem dat volgens haar opgelost kan worden met technologische innovatie en ontwikkeling. 

Maar de realiteit is anders. In essentie gaat de klimaatcrisis niet over een teveel aan CO2-uitstoot, maar over een neokoloniale houding die Westerse welvaart prioriteert boven de belangen van lokale soevereiniteit. Een écht duurzaam antwoord op de klimaatcrisis moet niet vertrekken vanuit een technologisch scheelkijken, maar vanuit principes van sociale rechtvaardigheid. 

Zo'n antwoord zou een einde maken aan extractivisme op mondiaal niveau en streven naar een wereld waarin ieders rechten en waardigheid beschermd worden. Zolang Europa dit niet erkent, zal haar 'duurzame' toekomst nooit meer zijn dan een groene façade. 
 

[1] https://www.bloomberg.com/news/articles/2023-12-19/how-norway-wind-farm-is-balancing-climate-needs-and-indigenous-rights

[2] https://www.worldwildlife.org/stories/recognizing-indigenous-peoples-land-interests-is-critical-for-people-and-nature

[3] https://www.tni.org/en/article/green-hydrogen-in-tunisia

[4] https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0962629823001038

[5] https://eeb.org/wp-content/uploads/2021/10/Green-mining-report_EEB-FoEE-2021.pdf
 

Deze tekst was de runner-up in de categorie ‘opinie’ van de schrijfwedstrijd over klimaatracisme die Kif Kif organiseerde ism Oikos.



Over de auteur:

Anna Claes (°1999, die/haar) is antropologe, opiniemaker en feminist. Met hun pen wil die verschillende vormen van onrecht aan de kaak stellen en de maatschappij benaderen vanuit de marges. Ze streeft ernaar meer ruimte te maken voor o.a. feministische, queer en disabled perspectieven.